1. Klik linksboven in het Bureaublad op het Apple icoontje, en kies ‘Systeemvoorkeuren’.
2. Klik dan op het icoontje ‘Taal en regio’.
3. Links onderaan klik je op het plus-teken.
4. Selecteer in de lijst de systeemtaal die je wenst te gebruiken.
Als je meerdere talen hebt ingesteld, dan zal de bovenste taal gebruikt worden voor het Mac OS en je programma’s. Je kan dit aanpassen door de talen te verslepen.