Het Bureaublad bestaat uit drie opvallende zones:
- De menubalk met het Apple-menu (bovenaan).
- Het Spotlight-symbool en een aantal systeemiconen (boven rechts).
- Het Dock (onderaan).
De menubalk met het Apple-menu
De menubalk staat altijd op dezelfde plaats, helemaal bovenaan. Afhankelijk van het programma dat je gebruikt, verandert de inhoud van de menubalk.
Rechts van het Apple icoontje (hiermee open je het Apple menu) staat de naam van het programma dat op de voorgrond actief is. Als je de computer opstart, zal er ‘Finder’ staan.
Als je op het Apple icoontje klikt, opent zich een menu. Boven in dat menu staat er ‘Over deze Mac’. Je vindt er alle informatie over de hardware. Daaronder krijg je ook toegang tot de ‘Systeemvoorkeuren’. Hier kun je allerlei zaken instellen met betrekking tot je Mac.
Daaronder kan je via dit menu ook rechtstreeks naar de 'App Store' gaan. In de App Store vind je updates voor de op je Mac geïnstalleerde programma's en kan je nog een pak meer software ontdekken.
Tenslotte kan je via het Apple-menu je Mac in sluimerstand zetten, herstarten, uitzetten of uitloggen.
Noot: Achter sommige menu commando’s staan drie puntjes. Als je op zo’n commando klikt, verschijnt er een dialoogvenster waar je eerst nog iets in zal moeten selecteren of invullen. Als er een driehoekig pijltje staat naast een commando, dan verschijnt er een submenu als je erop klikt. Als er niets achter een commando staat, dan wordt het commando direct uitgevoerd als je er op klikt.
Het Spotlight-symbool en de systeemiconen
Met behulp van Spotlight kan je zoeken naar bestanden en programma’s. Spotlight is bijzonder handig en erg krachtig, omdat het niet alleen zoekt naar de namen van de documenten, maar ook naar informatie die in de documenten zelf verscholen zit.
Als je met de cursor op een gevonden document in de zoekresultaten gaat staan, krijg je meteen een snelle weergave van het document te zien. Als je het bestand wil openen, kan je er gewoon op klikken.
De systeemiconen dienen om snel bepaalde instellingen te kunnen raadplegen, zoals de klok, de draadloze netwerkverbinding (Wi-Fi), het volume, … Je kan de systeemiconen individueel aan- of uitzetten via ‘Systeemvoorkeuren’.
Het Dock
Het Dock is de balk onderaan het scherm, die gevuld is met allerlei kleurige iconen. Het Dock bestaat uit twee delen, gescheiden door een fijn lijntje. Links van het lijntje staan snelkoppelingen naar programma’s. Rechts van het lijntje staan snelkoppelingen naar de mappen ‘Documenten’ en ‘Downloads’.
Door te klikken op een icoon in het dok, open je het corresponderende programma, document of map met één klik. Als je in het rechtergedeelte van het Dock op een map klikt, dan krijg je de inhoud ervan te zien in een soort waaiervorm, in een raster of in een lijst. OS X doet dit automatisch, en baseert zich daarbij op de hoeveelheid bestanden in de map. Je kan dit ook manueel instellen door secundair te klikken op de map in kwestie.
De volgorde van de iconen in het Dock kan je zelf bepalen door ze te verslepen. Sleep je een icoon uit het Dock, dan verdwijnt het icoon (en de bijbehorende snelkoppeling) uit het Dock. Door een programma, map of document naar het Dock te slepen, voeg je het toe aan het Dock. Belangrijk om weten is dat het toevoegen of weghalen van items in of uit het Dock geen enkele invloed heeft op de originele locatie van deze items. Die blijven gewoon onaangeroerd staan.
De zwarte stippen onder de programma iconen in het Dock geven aan dat het programma actief is.